(1) 05.11.1736
H. Thierens
Op huijden den 5 November 1736, Compareerde voor Hendrik Gerritsz van Dieren en Gijsbert Lambertsz Elbertsz Schepen van Blaricum. Hendrikje Pieters Wede van Jan Willemsz Goyer, wonende alhier tot Blaricum dewelke verklaarde op ‘t kragtigst na regte doenlijk bij dese te versoeke en volmagtig te make Cornelis S Adriaansz wonende alhier, en Teunis Jooste de Graaff woonagtig tot Hilversum, omme te same of elk bijsonder, van de persone welke Copers sijn geworden van haar vercogt koorngewas, huijs en Landerije, welke vermelt sijn in de coop- conditie van dato
25 Julij deses jaars 1736 te vorderen en op resp. termijnen daar inne verhaalt te ontfangen ‘t sij inde minne of des noods bij middele van regte de Cooppenningen daar voors bij de resp Copers uijtgelooft in ‘t laatste geval Proc. Ad lite te mooge substitueeren van hunnen ontfang quittantie te passere en dienswege voor na inning belofte te doen van te Cuvere … voorts die penn. Te bestede tot betaling van haare Criditeuren soo verre die sulle
H. Thierens
Op huijden den 5 November 1736, Compareerde voor Hendrik Gerritsz van Dieren en Gijsbert Lambertsz Elbertsz Schepen van Blaricum. Hendrikje Pieters Wede van Jan Willemsz Goyer, wonende alhier tot Blaricum dewelke verklaarde op ‘t kragtigst na regte doenlijk bij dese te versoeke en volmagtig te make Cornelis S Adriaansz wonende alhier, en Teunis Jooste de Graaff woonagtig tot Hilversum, omme te same of elk bijsonder, van de persone welke Copers sijn geworden van haar vercogt koorngewas, huijs en Landerije, welke vermelt sijn in de coop- conditie van dato
25 Julij deses jaars 1736 te vorderen en op resp. termijnen daar inne verhaalt te ontfangen ‘t sij inde minne of des noods bij middele van regte de Cooppenningen daar voors bij de resp Copers uijtgelooft in ‘t laatste geval Proc. Ad lite te mooge substitueeren van hunnen ontfang quittantie te passere en dienswege voor na inning belofte te doen van te Cuvere … voorts die penn. Te bestede tot betaling van haare Criditeuren soo verre die sulle